Biscuitgebak is de lichtste en meest weelderige versie van meelsuikergoed. Kies verse ingrediënten om het deeg te laten werken en klop ze grondig. Zelfgemaakt koekje is een uitstekende basis voor cakes, gebak, broodjes. Vul het aan met room, jam of fruit. En de gebruikelijke besprenkeling van poedersuiker zal een vers gebakken koekje tot een voortreffelijke delicatesse maken.
Bij de bereiding van een koekje zijn alle fasen belangrijk: selectie van producten, bereiding van het deeg, goed bakken. Het eindproduct moet een luchtige en luchtige textuur hebben, niet vallen en zijn vorm behouden na het bakken.
Let bij het bereiden van het deeg strikt op de verhoudingen. Eieren moeten vers zijn, gebruik alleen tarwebloem van de hoogste kwaliteit. Wil je een meer kruimelig koekje, vervang dan een kwart van de bloem door aardappelzetmeel.
Voor een bijzonder luchtig biscuitgebak het deeg koud koken. Klop 6 eieren los, scheid de dooiers van de eiwitten. Klop de dooiers los met 4 eetl. eetlepels suiker, totdat de massa 2-3 keer in volume toeneemt en alle suikerkorrels volledig zijn opgelost. Klop in een aparte kom de blanken tot een sterk schuim en voeg 2 el toe. eetlepels suiker. Zeef 1 kopje tarwebloem.
Voeg een derde van het opgeklopte eiwit toe aan de dooiermassa, meng voorzichtig van boven naar beneden. Voeg bloem in porties toe en meng opnieuw. Leg vervolgens de resterende eiwitten neer. Een goed bereid deeg moet luchtig zijn, met veel kleine belletjes.
Indien gewenst kunnen gehakte noten, citroenschil of cacaopoeder aan het hoofdkoekje worden toegevoegd.
Je kunt een koekje maken volgens een ander recept. Pureer 6 eidooiers met 1 kop witte suiker. Voeg 1 kopje verse zure room toe en roer tot een gladde massa. Klop in een aparte kom 6 eiwitten tot schuim en zeef 2 kopjes tarwebloem. Doe de opgeklopte eiwitten en bloem in porties in de dooier-zure roommassa en kneed het deeg voorzichtig.
Het koekje wordt gebakken op een bakplaat of in blikken, in een redelijk hete, maar niet oververhitte oven. Om te voorkomen dat het deeg gaat vallen, verwarm je de oven goed voor voordat je het koekje plaatst. De baktijd is afhankelijk van de dikte van de korst. Een product met een dikte van 30-40 mm wordt ongeveer een half uur gebakken en een zeer dunne korst wordt niet langer dan 15 minuten gekookt. Het afgewerkte deeg mag niet staan, onmiddellijk na het kloppen moet u beginnen met bakken.
Giet het deeg in een ingevette, licht met bloem bestoven ovenschaal. Indien gewenst kan de vorm bekleed worden met geolied bakpapier. Plaats het product in een oven die is verwarmd tot 200-220 ° C. Probeer de ovendeur de eerste 10 minuten niet te openen. Delicaat koekje tolereert geen schudden en plotselinge temperatuurveranderingen. Het eindproduct zal opstaan met een weelderige hoed en een prachtig rossig oppervlak krijgen. Controleer of het koekje klaar is door er met een houten stokje in te prikken. Na het insteken moet het droog blijven, zonder deegsporen.
Als het koekje bruin is, maar de binnenkant nog vochtig is, bedek dan het oppervlak van het deeg met papier dat bevochtigd is met water en bak verder.
Haal het afgewerkte koekje uit de oven en laat het iets afkoelen. Haal de cake vervolgens voorzichtig uit de vorm en volg de wanden met een mes van binnenuit. Het vers gebakken koekje is erg mals. Het moet volledig afkoelen op het bord, wat minimaal 4 uur duurt. Pas daarna kun je de cake impregneren of insmeren met room. Als je een heet koekje doorweekt met siroop, kan het eraf vallen en zelfs breken.