Veel beginnende huisvrouwen die besluiten aromatische, smakelijke en sappige schnitzels te koken, komen soms tegen dat het gerecht droog en niet te smakelijk blijkt te zijn. Om dit te voorkomen, moet u zeer eenvoudige geheimen onthouden.
Allereerst wordt het eindresultaat beïnvloed door het correct geselecteerde vlees. Voor schnitzels wordt een entrecote (voorste deel van het karkas) of schouderstuk aanbevolen. De achterpoot wordt als het meest ongeschikt beschouwd, omdat het vlees erin dicht, grof en droog is. Traditioneel wordt gehakt voor schnitzels gemaakt van twee soorten vlees, bijvoorbeeld rund en varken.
Om het gehakt sappig te maken, moet je de benodigde ingrediënten aan het vlees toevoegen, waaronder uien en brood. De hoeveelheid ui hangt af van de smaak van de kok, maar over het algemeen kan het veel zijn. Door de ui worden de schnitzels erg sappig en mals, maar ze moeten wel zo fijn mogelijk worden gesneden. Brood voor koteletten moet van gisteren zijn en bij voorkeur oudbakken. Je moet het weken in gekookt water. Voordat het aan het gehakt wordt toegevoegd, hoeft het brood niet heel hard te worden geperst. Maar melk is niet geschikt om brood in te weken, omdat tijdens het frituren de interactie van vleeseiwitten en melk ertoe leidt dat de schnitzels hun sappigheid verliezen.
Het wordt aanbevolen om het afgewerkte gehakt af te kloppen zodat het verzadigd is met zuurstof. Bij het vormen van schnitzels kun je een stuk boter erin doen. Je kunt de koteletten in eiwitten dopen - vanwege de extra plakkerigheid zullen de koteletten niet uit elkaar vallen tijdens het frituren en zal het sap er niet uitlopen.
Tijdens het frituren moeten de koteletten telkens worden omgedraaid als er sap op het oppervlak verschijnt, zodat het niet opraakt. En de grootte van de schnitzels mag niet erg klein zijn - alleen op deze manier zullen ze van binnen zo sappig mogelijk zijn.